Diep in ons collectieve nationale bewustzijn bevindt zich een diepe band met Suriname, de laatste grote kolonie die zich vijftig jaar geleden aan Nederland ontworstelde. Nederland heeft Suriname gevormd, verminkt, uitgezwaaid en verstoten. Maar zo kil als de politieke relaties zijn, zo warm zijn de culturele banden.
En steeds meer is de Surinaamse gemeenschap een van de handen die Nederland een zware, duistere spiegel voorhoudt, in de hoop om er samen beter van te worden. Maar toch is Suriname voor veel Nederlanders weinig meer dan een vrolijk wapperende vlag, die ons land voorziet van Fernandes en fawaka, van Kromo en kousenband, en van roti en Rijkaard.
Maar mensen, 50 jaar Suriname. Dan moeten we toch wat verder kunnen komen? Moeten we niet verder praten met een gast, die vol in de Nederlands-Surinaamse traditie staat? Laten we groot mikken. Humberto Tan misschien?
